USN Skip to Content USN Skip to Footer

Meer sturing op onderwijs: good governance in het onderwijs het kind van de rekening?!

In een poging de neerwaartse spiraal van de kwaliteit van het onderwijs in ons land een halt toe te roepen, heeft minister Paul afgelopen vrijdag een brief aan de Tweede Kamer gestuurd waarin ze aan de hand van een drietal scenario’s de Kamer handvatten wil aanreiken voor wat niet anders genoemd kan worden dan een stelselinterventie. Kennelijk is er een inmiddels diepgewortelde opvatting dat het onderwijs vooral een sturingsprobleem heeft. De complexiteit die in de dagelijkse werkelijkheid zichtbaar en merkbaar is, lijkt gereduceerd te worden tot een beheersbaar en stuurbaar voorspelbaar geheel. Los van allerlei goede en minder goede redenen en argumenten om tot aanpassing van het stelsel te willen komen, is het opvallend dat in haar brief de bestaande governance-afspraken over de bestuurlijke inrichting onbesproken blijven, terwijl die er toch wel degelijk zijn volgens VTOI-NVTK. 

Met de voorstellen in de brief borduurt het kabinet voort op het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Koersen op kwaliteit en kansengelijkheid (IBO), waarin werd geconcludeerd dat de overheid inconsistent is in de aansturing van scholen en dat die sturing daardoor niet effectief is. In de brief worden drie scenario’s uitgewerkt rond sturing, bekostiging en zeggenschap. In een van de scenario’s – die de voorkeur heeft van de minister – wordt er een soort knip gemaakt tussen de kwaliteit van onderwijs en de maatschappelijke opdracht. Op zijn zachtst gezegd is dat een vreemde oplossing, omdat de onderwijskwaliteit – zeker de onderwijskwaliteit in brede zin – direct te maken heeft met een pedagogische en maatschappelijke opvatting over diezelfde kwaliteit.

Met de voorgestelde ontkoppeling wordt dus ook een knip gemaakt in de verantwoordelijkheidsdoelstelling. De overheid wil meer invloed in het leslokaal door leraren en schoolleiders anders te positioneren ten opzichte van het bestuur. De vakmensen bewaken de onderwijskundige kwaliteit; de bestuurders de maatschappelijke opdracht. Dat is niet alleen een inbreuk op de integrale verantwoordelijkheid van onderwijsbestuurders, ook kan dat gevolgen hebben voor het intern toezicht. Met wie wordt dan waarover gepraat? Worden schoolleiders dan toegevoegd aan de governance-driehoek? Anders gezegd: gaat een RvT dan formeel toezicht houden op onderwijskwaliteit via een nieuw gremium van schoolleiders als onderdeel van het intern toezicht? Een verwarrend beeld over rollen en verantwoordelijkheden is het gevolg, omdat de RvT dan feitelijk niet alleen toezicht moet houden op het bestuur maar ook op de schoolleider.

Arbeidsvoorwaardenvorming

Ook wat betreft arbeidsvoorwaardenvorming wordt met name gekeken naar sturing. Ingegeven door eerder de motie Van Meenen onderzoekt de minister op welke manieren ze kan interveniëren in de centrale loonafspraken tussen werknemers en werkgevers. Nog los van het feit dat de overheid niet zomaar kan interveniëren in bestaande (cao-)afspraken getuigt het ook niet van good governance om dat recht van werkgevers en werknemers te willen beperken. En met welke redenen? Gaat het lerarentekort hierdoor verminderen en wordt het vak van leraar of schoolleider hierdoor aantrekkelijker? Kortom, wat is nu eigenlijk het echte probleem en hoe weten we dat de voorgestelde varianten daadwerkelijk de vastgestelde problemen oplossen?

Ook de opvatting dat onderwijsbestuurders opnieuw moeten vallen onder de reguliere onderwijscao’s is gedateerd en onhoudbaar. Alle onderwijsbestuurders in Nederland worden beloond volgens de daarvoor geldende maatschappelijke normen en kaders en lopen keurig in de pas met de ontwikkelingen in het reguliere onderwijs, zoals ook gebleken is uit een recente OCW-verkenning. Op grond van welke argumenten overweegt de minister dan een interventie en wat wordt daarmee beoogd? Vragen waarop geen antwoord komt in de brief.

Professionaliteit

De minister dringt in haar brief aan op verbetering van de professionaliteit van de actoren in het onderwijs. In een eerder stadium werd al gesproken over een wettelijk kader voor de beroepsprofielen van onderwijsbestuurders. In de brief van minister Paul zijn daar nu de intern toezichthouders aan toegevoegd. Ook voor hen wordt een wettelijk kader overwogen, maar dat heeft in de brief geen uitwerking gekregen.

VTOI-NVTK heeft voorafgaand aan deze brief meermalen met OCW en de andere stakeholders gesproken over de inhoud van de brief en zal nu een uitgebreidere reactie voorbereiden voor het Kamerdebat dat later dit voorjaar/zomer zal plaatsvinden.

Wil je meepraten als lid? Mail naar bureau@vtoi-nvtk.nl

Drs. Geert van der Tang
Directeur VTOI-NVTK